Behandeling van gokverslaving: wanneer er veel op het spel staat

  • PDF / 62,743 Bytes
  • 4 Pages / 476.22 x 685.984 pts Page_size
  • 67 Downloads / 176 Views

DOWNLOAD

REPORT


Inleiding Kurt (51) is een alleenstaande man die nu ongeveer twee jaar werkloos is. Een tiental jaar geleden is hij, naar aanleiding van financiële problemen, begonnen met gokken op bingotoestellen - gokautomaten in cafés. Begin 2009 meldt hij zich voor het eerst in ons Centrum Geestelijke Gezondheidszorg (CGG). Na enkele gesprekken haakt hij echter af in de therapie. Eind 2010 contacteert hij ons opnieuw en begint hij aan een tweede (individuele) ambulante begeleiding. Deze is nog steeds gaande. Op het moment van de aanmelding leeft hij erg geïsoleerd. Schulden zijn er niet (meer), maar het gebeurt regelmatig dat hij een groot deel van zijn uitkering vergokt. Dit geeft hem weinig financiële ruimte om andere vrijetijdsbesteding te zoeken. Er is ook sprake van comorbiditeit, met name depressieve klachten. De therapie van Kurt valt in verschillende fasen onder te delen, zoals hierna wordt beschreven. Motiveren en cognitief uitdagen In een eerste fase van de therapie wordt vooral geprobeerd Kurts probleeminzicht te verhogen en hem te motiveren voor verandering; dit via motivationele gespreksvoering (Miller & Rollnick, 1991; Miller & Rollnick, 2002). Al gauw botsen we op verschillende gokgerelateerde gedachten (zoals: door te gokken, kan ik mijn verlies ongedaan maken; als ik gok, verveel ik me tenminste niet). Verschillende irrationele cognities, zoals ook beschreven in het boek van Ladouceur (2000, 2004), houden zijn gokprobleem in stand. Zo heeft hij de illusie zelf controle te kunnen uitoefenen op het gokspel. Hij overschat met andere woorden de behendigheidsfactor en negeert de toevals- of geluks-

* F. Maes is psycholoog bij centrum voor geestelijke gezondheidszorg VAGGA te Antwerpen. E-mail: [email protected].

Casuïstiek

Filip Maes *

54

Verslaving, nr. 4 / 2012

factor. Kurt is er bijvoorbeeld van overtuigd dat hij, als hij de hendel van het bingotoestel aan het begin van een nieuw spel ‘niet te zacht en niet te hard’ bedient, zijn winstkansen verhoogt. Een andere denkfout die hij maakt, is het zich niet realiseren van de onafhankelijkheid van opeenvolgende gokbeurten. Wanneer het bingotoestel in zijn stamcafé bijvoorbeeld al een tijd geen winst heeft uitgekeerd, gaat hij ervan uit dat de kans op winst daarna groter wordt. Hij verhoogt dan zijn inzet. Kurt schrijft ook, net zoals sommige andere probleemgokkers, menselijke eigenschappen toe aan het bingotoestel (zoals: ‘Ze gaf goed vandaag’, ‘Ze is mij gunstig gezind’, en: ‘Ze heeft het precies altijd op mij gemunt’). Op zich zijn deze denkfouten tijdens het gokken veelvoorkomend, ook bij niet-probleemgokkers. Een probleemgokker is er echter van overtuigd dat deze gedachten gegrond zijn (Ladouceur, 2004). Deze irrationele cognities spelen een belangrijke rol bij het ontstaan van een gokverslaving en houden het probleem ook mede in stand. Het is dan ook belangrijk in de therapie met een gokverslaafde te werken aan kennis met betrekking tot toeval: de gokker moet leren inzien dat het resultaat van een gokbeurt niet te voorspellen is en hij geen controle heef