Liever lui dan moe
- PDF / 120,129 Bytes
- 2 Pages / 595.275 x 841.89 pts (A4) Page_size
- 24 Downloads / 213 Views
Liever lui dan moe Als u dit leest behoort u vast tot de grote groep Nederlanders die vooral zittend werk heeft. Mogelijk doet u veel aan sport of fietst u dagelijks naar uw werk. Maar er is een dikke kans dat u te weinig beweegt, zoals een ruim deel van de bevolking. In dit nummer van TSG wordt op twee plaatsen aandacht besteed aan het probleem van bewegingsarmoede. Allereerst is er een kritische beschouwing over dit onderwerp vanuit sociaalhistorisch perspectief. Daarin plaatst Ruud Stokvis vraagtekens bij de haalbaarheid van het idee om bewegen in het dagelijkse leven te bevorderen door mensen te adviseren om de trap te pakken in plaats van de lift, te blijven staan tijdens vergaderingen of te gaan ‘lunch wandelen’. Hij bepleit meer rekening te houden met sociaalhistorisch onderzoek waaruit blijkt dat ons streven naar comfort een belangrijk kenmerk is van de moderne samenleving. Waar het kan wordt steeds gekozen voor de gemakkelijke, comfortabele oplossing. Mensen zitten liever op een goede bureaustoel dan op een ‘fitnessbal’, ook al zou het laatste beter zijn voor je rompmusculatuur. Je kunt de printer en het koffieapparaat wel aan het eind van de gang te zetten, maar dat wordt alleen gewaardeerd door mensen die toevallig da´a´r hun werkkamer hebben. Stokvis meent dat het meer kans biedt om sport te bevorderen dan mensen te vragen de roltrap of lift te vermijden. Sport en fitness zijn immers zonder veel stimulans als compenserende activiteiten tot ontwikkeling gekomen in samenlevingen waarin de dagelijkse fysieke inspanning steeds meer verdwijnt. Stokvis stelt dat je beter activiteiten kunt stimuleren die met maatschappelijke trends meegaan dan er tegenin. Dit nummer bevat ook een evaluatiestudie van programma’s die op gemeentelijk niveau kunnen worden ingezet om bewegen te stimuleren. Chantal Leemrijse, Linda Ooms en Cindy Veenhof vonden maar liefst 72 beweegprogramma’s vooral gericht op kinderen en jongeren (42 programma’s), mensen met overgewicht (20 programma’s) of een chronisch ziekte (14 programma’s). De kwaliteit en mate van onderbouwing van deze programma’s lopen sterk uiteen. Voor slechts van vijf programma’s zijn significant positieve effecten op ‘meer bewegen’ gevonden in een gecontroleerd design. Bij 33 programma’s blijkt nog geen enkele effectmeting te zijn uitgevoerd. De auteurs constateren dat nog veel aandacht nodig is voor het onderbouwen van bestaande programma’s om de meer en minder effectieve beweegprogramma’s van elkaar te onderscheiden. Immers, programma’s die nog niet theoretisch of met gecontroleerd onderzoek zijn onderbouwd maar in de praktijk goed uitvoerbaar blijken, kunnen in potentie wel degelijk effectief zijn. De beweegprogramma’s voor een bepaalde doelgroep
vertonen naast inhoudelijke verschillen ook veel overeenkomsten. Leemrijse, Ooms en Veenhof bepleiten veel belovende programma’s te bundelen tot e´e´n of enkele goed onderbouwde varianten en die in gecontroleerde effectiviteitstudies te onderzoeken. Op termijn zouden dan de meest effectieve programma’s kunnen worden ingezet o
Data Loading...