Terug naar de toekomst

  • PDF / 135,317 Bytes
  • 2 Pages / 439.37 x 666.142 pts Page_size
  • 59 Downloads / 228 Views

DOWNLOAD

REPORT


Terug naar de toekomst Een comeback van opvattingen over ‘goed’ interventieonderzoek Geertjan Overbeek · Hilde Colpin

Wanneer kan men concluderen dat een behandeling of interventie effectief is? Dat is een centrale vraag voor veel kinder- en jeugdprofessionals en -onderzoekers. In de afgelopen 41 jaar heeft Kind en Adolescent een belangrijke bijdrage geleverd aan de discussie over de kwaliteit van de jeugdhulpverlening en evidencebased werken in Nederland en België. We blikken hier terug op eerdere bijdragen over dit thema, die laten zien dat onze recentste inzichten en discussies over wat goed interventieonderzoek is, een echo vormen van wat in de jaren tachtig van de vorige eeuw reeds werd besproken. Al in 1980 namelijk, breken Sarphatie en Veerman (1980) een lans voor single case descriptief-longitudinale interventieonderzoeken als alternatief voor experimenteel-gecontroleerde onderzoeken, zoals RCT’s (randomized controlled trials). Deze discussie in de eerste jaargang van Kind en Adolescent leest nagenoeg als een blauwdruk voor de huidige discussie in het veld van jeugdinterventieonderzoek: kunnen we in plaats van die dure, moeilijk uit te voeren RCT’s niet ook toe met lichtere, multiple n = 1 veranderingsstudies? In 1986 verschijnt een themanummer over evaluatie van jeugdhulpverlening dat opnieuw kritisch reflecteert op de RCT als ‘gouden standaard’ en andere heikele kwesties, zoals de vraag: ‘Wat is een effect?’ (Inleiding Veerman en Treffers 1986). Het nummer omvat evaluatiestudies met een rijke verscheidenheid aan niet-RCT-onderzoeksdesigns die tot doel hebben bij te dragen aan het nemen van beslissingen in praktijk en beleid. Er lijkt dus sprake te zijn van een slingerbeweging in onze opvatting over wat goed interventieonderzoek is. Waar een bijdrage uit 1991 (een overzichtsstudie van Van Gageldonk en Bartels 1991) de opvatting weerspiegelt dat ‘hard’ – lees: experimenteel – effectonderzoek, en dus een deugdelijke bewijsvoering voor behandelingen in de jeugdhulpverlening, grotendeels ontbreekt en dat het tijd wordt Prof. dr. G. Overbeek () Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, Nederland e-mail: [email protected] Prof. dr. H. Colpin KU Leuven, Leuven, België

Kind Adolesc, https://doi.org/10.1007/s12453-020-00249-1 © Bohn Stafleu van Loghum is een imprint van Springer Media B.V., onderdeel van Springer Nature 2020

Kind Adolesc

om uit de ‘kinderschoenen’ te stappen (Knorth 1991), wordt tegenwoordig weer een relativistischer standpunt ingenomen, waarbij alternatieve onderzoeksdesigns serieus worden overwogen. Dwars door deze slingerbeweging heen speelt in de bijdragen in Kind en Adolescent echter duidelijk één thema: hoe belangrijk het is om wetenschap en praktijk te kunnen verbinden door ons niet blind te staren op wetenschappelijk ‘harde’ bewijsvoering, maar door ook te kijken naar haalbaarheid van onderzoek met cliënten in de praktijk én door de erkenning van praktische kennis.

Literatuur Van Gageldonk, A., & Bartels, A. A. J. (1991). Evaluatie-onderzoek in de jeugdhulpverlening. Opzet en resultaten