Afwijkingen in gangpatronen bij neurologische aandoeningen

  • PDF / 1,165,725 Bytes
  • 5 Pages / 609.449 x 807.874 pts Page_size
  • 86 Downloads / 157 Views

DOWNLOAD

REPORT


VERDIEPING

Slappe en spastische pareses

Afwijkingen in gangpatronen bij neurologische aandoeningen Centraal- of perifeer neurologische aandoeningen kunnen een effect hebben op het looppatroon. Daarbij is er over het algemeen sprake van een parese, al dan niet in combinatie met een aan­ sturingsprobleem vanuit het brein. In dit artikel maken we onderscheid tussen slappe en spastische pareses. Tekst en beeld Juha Hijmans en Chantal Beijersbergen, Motion Lab, afd. revalidatiegeneeskunde, UMCG

O

m een looppatroon systematisch in kaart te brengen, wordt een gangbeeldanalyse uitgevoerd. Dit gebeurt met behulp van videocamera’s, 3D-bewegingsregistratie, waarbij onder meer gekeken wordt naar grondreactiekrachten (interactie tussen patiënt en de grond) en spieractivatiepa-

tronen (wanneer zijn welke spieren actief ). Er wordt ten eerste bepaald hoe loopt iemand, ten tweede waarom iemand zo loopt en ten derde wat we kunnen doen om het looppatroon te verbeteren. Het looppatroon wordt in verschillende fasen beschreven, zoals in onderstaande foto te zien is.

Wanneer iemand verlammingsverschijnselen heeft, is het niet meer goed mogelijk om de spieren aan te sturen. Hebben de spieren als gevolg van de verlamming alle kracht verloren, dan spreken we van een volledig slappe verlamming, ofwel paralyse. Wanneer er nog wat kracht door de spier geleverd wordt, spreekt men van een parese. Op haar beurt is een parese

Overzicht van een gangcyclus. IC = Initial Contact, de hak raakt als eerst de grond en daarna volgt een gecontroleerde plantairflexiebeweging. LR = Loading Response, gewicht wordt naar het been verplaatst en knieflexie zorgt voor demping. MSt = Mid Stance, midden van de standfase. TSt = Terminal Stance, fase waarin afzet gegenereerd wordt. PSw = Pre Swing, het contralaterale been is aan de grond en het ipsilaterale been wordt voorbereid op de zwaaifase. ISw = Begin van de zwaaifase waarbij het been snelheid meekrijgt vanuit de standfase. MSw = Midden van de zwaaifase met maximale knieflexie. TSw = Einde van de zwaaifase waarbij de knie-extensiebeweging wordt afgeremd en het been wordt voorbereid op IC.

8

PODOPOST • sEptEMbER 2020

“Oorzaken van een slappe parese kunnen liggen in de spier zelf, de overgang van de perifere zenuw naar de spier, in de perifere zenuw, in het ruggenmerg of het brein”

onder te verdelen in slappe paresen en in spastische paresen.

Slappe Paresen Oorzaken van een slappe parese kunnen liggen in de spier zelf, de overgang van de perifere zenuw naar de spier, in de perifere zenuw, in het ruggenmerg of het brein. Afhankelijk van de locatie van het

krachtsverlies zal een verandering in het looppatroon zichtbaar worden. Deze verandering is over het algemeen een combinatie van een direct effect van het krachtsverlies en compensatie om het lopen mogelijk te maken. De meest voorkomende paresen zijn die van de dorsaalflexoren (voetheffers; voornamelijk m. tibialis anterior) de plantairflexoren

(voetstekkers; m. gastrocnemius en m. soleus) en de kniestrekkers (m. quadriceps). Parese van de dorsaal