Leidraad PMO van werkenden herzien en aangevuld
- PDF / 563,766 Bytes
- 3 Pages / 595.276 x 841.89 pts (A4) Page_size
- 91 Downloads / 143 Views
Tot slot nog enkele veelvoorkomende fouten die voorkomen dienen te worden: ⅠⅠ Ongevraagde adviezen, bagatelliseren en flauwe grappen: de drang om adviezen te geven komt meestal voort uit zorgzaamheid. Deze ‘hulp’ is vanwege een onjuiste timing echter vaak niet welkom. Een bagatelliserende opmerking – “Zo erg is het nu ook weer niet” – komt bij de betrokken medewerkers over als het niet serieus nemen van hun lijden. Flauwe grappen – “Zo komen we ook nog eens in de krant” – zijn ook slecht. Ze staan openhartigheid over stressreacties en het praten over gevoelens in de weg. Grappen van de direct betrokkenen zelf kunnen echter juist duiden op relativering en het ontladen van spanning. ⅠⅠ Gooi het er maar uit!: het is niet verstandig betrokkenen teveel te ‘pushen’ om hun verhaal te vertellen en emoties te tonen. Ga niet zelf invullen (‘je zult wel…’) en ga ook niet teveel duwen of trekken. Iemand moet kunnen vertellen wat hij of zij kwijt wil, niet meer en niet minder. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is: aanbieden van hulp is verplicht, afnemen niet. ⅠⅠ Negeren: wat is er slechter dan iemands eigen misschien ietwat ongemakkelijke, maar goedbedoelde reactie? Die is er zeker, namelijk helemaal geen aandacht schenken of de schokkende gebeurtenis negeren. De getroffen werknemer ontlopen als gevolg van eigen onvermogen komt helaas regelmatig voor. Genegeerd wor-
den isoleert de betrokkene, waardoor deze zich nog eenzamer gaat voelen. ⅠⅠ Re-integratiedruk: werkdruk tijdens het verwerken van een schokkende gebeurtenis is fnuikend. Hoewel te snel het werk weer oppakken – uit eigen wil of daartoe aangezet – een begrijpelijke (stoere) reactie kan zijn, is het raadzaam dit geleidelijk aan te doen en af te wisselen met rust. Iemand te snel te veel werkdruk opleggen is gevaarlijk vanwege traumasymptomen als concentratieverlies en verminderde alertheid. Literatuur 1. Dekkers AMM, Olff M, Näring WB. Identifying persons at risk for PTSD after trauma with TSQ in the Netherlands. Community Mental Health Journal 2010;46: 2025. 2. National Institute for Clinical Excellence (2005). The National PTSD Guideline: The management of PTSD in adults and children in primary and secondary care. London, UK: National Health Service, National Collaborating Centre for Mental Health. www.nice.org.uk. 3. Wang PS, Berglund P, Olfson M, et al. Failure and delay in initial treatment contact after first onset of mental disorders in the National Comorbidity Survey replication. Archives of General Psychiatry 2005;62: 603-613. 4. Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de GGZ (2007). Multidisciplinaire richtlijn voor vroegtijdige psychosociale interventies na rampen, terrorisme en andere schokkende gebeurtenissen. Utrecht: Trimbos-instituut. 5. Brewin CR. Systematic review of screening instruments for adults at risk for PTSD. Journal of Traumatic Stress 2005;18(1): 53-62. 6. Sijbrandij M, Olff M, Opmeer BC, et al. Early prognostic screening for posttraumatic stress disorder with the Davidson trauma scale and the SPAN. Depression an
Data Loading...