Posttraumatische anterieure schouderinstabiliteit bij sporters
- PDF / 582,781 Bytes
- 8 Pages / 595.276 x 841.89 pts (A4) Page_size
- 12 Downloads / 159 Views
Posttraumatische anterieure schouderinstabiliteit bij sporters A. van Noort 1 M.P.J. van den Bekerom 2
Samenvatting Een traumatische anterieure schouderluxatie is een frequent voorkomend letsel bij jonge sporters en vormt een belangrijke aanleiding tot het ontstaan van schouderinstabiliteit. In de regel vormt een eerste luxatie geen reden voor chirurgische interventies. Er is echter een tendens om jonge sporters sneller operatief te behandelen, aangezien conservatieve behandeling van deze groep tot een hoog percentage recidieven leidt. Het letsel dat frequent wordt geconstateerd en samenhangt met anterieure instabiliteit, is labrumletsel in combi-
Inleiding Glenohumerale instabiliteit wordt gedefinieerd als een onmogelijkheid de humeruskop gecentreerd te houden ten opzichte van de fossa glenoidalis, onafhankelijk van de positie van de arm.1 Bij sporters kan glenohumerale instabiliteit zich zeer subtiel manifesteren, waarbij alleen pijn kan worden ervaren of, minder subtiel, door subluxaties en volledige luxaties. Instabiliteit wordt vaak verward met hyperlaxiteit. Hyperlaxiteit is een normale bevinding en wordt gedefinieerd als passieve translatie van de humeruskop ten opzichte van het glenoïd.2 Aanwezigheid van hyperlaxiteit kan juist van nut zijn voor een goede atletische prestatie (fig. 1), maar geeft daarentegen wel een grotere kans op het verkrijgen van instabiliteit.3 Van instabiliteit kan de richting worden beschreven, te weten anterieur, posterieur, craniaal en inferieur. Het kan voorkomen in één richting (unidirectioneel) of meer (twee of meer) richtingen (multidirectioneel). Anterieure instabiliteit is verreweg de meest voorkomende vorm van instabiliteit en is het onderwerp van dit artikel. De overige vormen van instabiliteit worden buiten beschouwing gelaten.
natie met capsuloligamentair letsel. De chirurgische behandeling is erop gericht dit letsel te reconstrueren. Dit gebeurt de laatste decennia voornamelijk artroscopisch, hoewel een open (wekedelen)techniek nog altijd het laagste recidiefpercentage kent. Voor patiënten met botverlies als gevolg van persisterende schouderinstabiliteit bestaat allerminst consensus in chirurgische behandeling. De kans dat een artroscopische (wekedelen)behandeling echter een teleurstellend resultaat oplevert, is hoog.
ties in de algemene populatie variëren tussen de 8 en 48 schouderluxaties op 100.000 mensen per jaar.4 In het algemeen zijn sportongevallen de belangrijkste oorzaak van een schouderluxatie, met name bij jonge mensen.4 Wanneer men kijkt naar de leeftijdsdistributie bij het oplopen van een schouderluxatie is er een piek in de leeftijdsgroep 20-29 jaar (25% van alle gevallen) en bij ouderen (> 80 jaar).5,6 Opvallend is dat er maar weinig stu-
Demografie Schattingen van de incidentie van schouderluxa-
1
orthopedisch chirurg, afdeling Orthopedie, en de Research and Education, Linnaeus Instituut, van het Spaarne Ziekenhuis, Hoofddorp.
2
orthopedisch chirurg, OLVG, Amsterdam
44
Figuur 1. Versterkte exorotatie van schouder als teken van hyperlaxiteit. Bij e
Data Loading...